Brieven

In de tijd van Erasmus was de brief het uitgelezen middel voor geschoolde mensen om met elkaar te communiceren. Erasmus heeft dan ook duizenden brieven geschreven.
De tekst van veel brieven is bewaard gebleven, want de schrijver van een brief bewaarde meestal kopieën van de brieven die hij had verstuurd. Onder meer, omdat het briefschrijven als een vak, als een kunst werd beschouwd: Brieven werden als literatuur geschreven en gelezen. Niet zelden publiceerden humanisten hun verzamelde brieven om te laten zien hoe kunstig ze konden schrijven (en om te pronken met hun netwerk). Nog voor zijn dood waren al tientallen edities van Erasmus' brieven in druk verschenen. In totaal is de tekst van ongeveer 1.600 brieven van Erasmus bewaard. Samen met de circa 1.500 aan hem gerichte brieven die we nog hebben, geven ze een uniek en rijk beeld van Erasmus, zijn leven en zijn tijd.
Sommige originele brieven van Erasmus bestaan nog. De Bibliotheek Rotterdam heeft er vier in de kluis, plus een kopie van een brief geschreven door een assistent van Erasmus. Afgebeeld op deze pagina is een deel van de brief die Erasmus schreef op 25 februari 1521 aan Nicolaas Everaerts, president van het Hof van Holland.
De Athenaeumbibliotheek in Deventer heeft twee bijzondere handschriften met brieven van Erasmus. Allereerst het zogenaamde Deventer Brievenboek. In dit handschrift van zo'n 400 bladzijden liet Erasmus zelf in 1517 en 1518 door zes van zijn leerlingen 366 van zijn eigen brieven overschrijven. Daarna bracht hij zelf overal verbeteringen aan. Dan heeft SAB Deventer ook nog een dun handschrift dat in de eerste helft van de 16e eeuw is geschreven met daarin kopieën van brieven van allerlei schrijvers, onder wie ook Erasmus.
De bibliotheek van de Universiteit Leiden bezit maar liefst zeven brieven in Erasmus' eigen handschrift. Drie daarvan kocht de universiteit in 1614 uit de erfenis van de hoogleraar Grieks, Bonaventura Vulcanius. Deze man was een verwoed verzamelaar van brieven van Erasmus. De andere vier originele brieven waren eigendom van Gerard van Papenbroeck, een Amsterdamse koopman die in 1743 zijn handschriftenverzameling verkocht aan de Leidse universiteit.